Information über das Wort gloeien (Niederländisch → Esperanto: ardi)

Synonym: blaken

WortartVerb
Aussprache/ˈɣlujə(n)/
Trennunggloei·en

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) gloei(ik) gloeide
(jij) gloeit(jij) gloeide
(hij) gloeit(hij) gloeide
(wij) gloeien(wij) gloeiden
(jullie) gloeien(jullie) gloeiden
(gij) gloeit(gij) gloeidet
(zij) gloeien(zij) gloeiden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) gloeie(dat ik) gloeide
(dat jij) gloeie(dat jij) gloeide
(dat hij) gloeie(dat hij) gloeide
(dat wij) gloeien(dat wij) gloeiden
(dat jullie) gloeien(dat jullie) gloeiden
(dat gij) gloeiet(dat gij) gloeidet
(dat zij) gloeien(dat zij) gloeiden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
gloeiend, gloeiende(hebben) gegloeid

Gebrauchsbeispiele

Onze as gloeide nog en de dorre takken die er lagen, vatten gemakkelijk vlam.

Übersetzungen

Deutschbrennen; glühen; feurig sein; entflammt sein; entbrannt sein
Englischglow; burn
Englisch (Altenglisch)glowan
Esperantoardi
Färöerischgløða
Finnischhehkua
Französischbrûler; être en feu
Katalanischcremar
Lateinardere; calere; flagrare
Portugiesischarder; estar abrasado; flamejar; queimar‐se
Saterfriesischbaadenje; baanje; tunderje
Schwedischglöda
Spanischarder
Ungarischízzik
Westfriesischgleonje