Informatie over het woord regeren (Nederlands → Esperanto: regi)

Synoniemen: de scepter zwaaien, heersen, aan de macht zijn

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/rəˈɣeːrə(n)/
Afbrekingre·ge·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) regeer(ik) regeerde
(jij) regeert(jij) regeerde
(hij) regeert(hij) regeerde
(wij) regeren(wij) regeerden
(jullie) regeren(jullie) regeerden
(gij) regeert(gij) regeerdet
(zij) regeren(zij) regeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) regere(dat ik) regeerde
(dat jij) regere(dat jij) regeerde
(dat hij) regere(dat hij) regeerde
(dat wij) regeren(dat wij) regeerden
(dat jullie) regeren(dat jullie) regeerden
(dat gij) regeret(dat gij) regeerdet
(dat zij) regeren(dat zij) regeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
regeerregeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
regerend, regerende(hebben) geregeerd

Voorbeelden van gebruik

Compaoré regeerde Boerkina Faso 27 jaar met harde hand.
Het werd geregeerd door een koning die twee zoons had.
Zij hebben het gevoel dat hij misschien de volgende Ḥussayn wordt die Irak regeert.

Vertalingen

Afrikaansregeer
Catalaansdirigir; dominar; governar; regir; regnat
Deensbeherske; regere
Duitsherrschen; beherrschen; regieren
Engelsgovern; reign; rule
Esperantoregi
Faeröersráða fyri; sjórna
Finshallita
Fransgouverner; régner; surveiller
IJslandsstilla
Italiaansdominare; governare
Latijngubernare; regere; regnare
Nederduitsregeren
Noorsbeherske; styre
Papiamentsgoberná; reina
Poolspanować; rządzić
Portugeesdominar; governar; reger
Roemeensconduce; controla; guverna
Saterfriesbehärskje; härskje; regierje
Spaansgobernar; regir; subyugar
Thaisปกครอง
Westerlauwers Friesregearje; hearskje
Zweedshärska; regera