Synoniemen: opmaken, redigeren, stellen, stileren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɔpstɛlə(n)/ |
---|
Afbreking | op·stel·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stel op | (ik) stelde op |
(jij) stelt op | (jij) stelde op |
(hij) stelt op | (hij) stelde op |
(wij) stellen op | (wij) stelden op |
(jullie) stellen op | (jullie) stelden op |
(gij) stelt op | (gij) steldet op |
(zij) stellen op | (zij) stelden op |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) opstelle | (dat ik) opstelde |
(dat jij) opstelle | (dat jij) opstelde |
(dat hij) opstelle | (dat hij) opstelde |
(dat wij) opstellen | (dat wij) opstelden |
(dat jullie) opstellen | (dat jullie) opstelden |
(dat gij) opstellet | (dat gij) opsteldet |
(dat zij) opstellen | (dat zij) opstelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stel op | stelt op |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
opstellend, opstellende | (hebben) opgesteld |