Informo pri la vorto aanharken (nederlanda → esperanto: rasti)

Sinonimoj: harken, opharken, rijven, uitkammen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈanɦɑrkə(n)/
Dividoaan·har·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) hark aan(ik) harkte aan
(jij) harkt aan(jij) harkte aan
(hij) harkt aan(hij) harkte aan
(wij) harken aan(wij) harkten aan
(jullie) harken aan(jullie) harkten aan
(gij) harkt aan(gij) harktet aan
(zij) harken aan(zij) harkten aan
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) aanharke(dat ik) aanharkte
(dat jij) aanharke(dat jij) aanharkte
(dat hij) aanharke(dat hij) aanharkte
(dat wij) aanharken(dat wij) aanharkten
(dat jullie) aanharken(dat jullie) aanharkten
(dat gij) aanharket(dat gij) aanharktet
(dat zij) aanharken(dat zij) aanharkten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
hark aanharkt aan
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
aanharkend, aanharkende(hebben) aangeharkt

Tradukoj

anglarake
ĉeĥahrabat
esperantorasti
feroaraka saman
finnaharavoida
francarâteler
germanaharken
hispanarastrillar
islandaraka
okcidenta frizonaklauje
portugalajuntar; limpar
rusaгрести
saterlanda frizonaRieuwe; Tooge
svedakratta; räfsa