Informatie over het woord roven (Nederlands → Esperanto: rabi)

Synoniemen: buitmaken, stropen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrovə(n)/
Afbrekingro·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) roof(ik) roofde
(jij) rooft(jij) roofde
(hij) rooft(hij) roofde
(wij) roven(wij) roofden
(jullie) roven(jullie) roofden
(gij) rooft(gij) roofdet
(zij) roven(zij) roofden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rove(dat ik) roofde
(dat jij) rove(dat jij) roofde
(dat hij) rove(dat hij) roofde
(dat wij) roven(dat wij) roofden
(dat jullie) roven(dat jullie) roofden
(dat gij) rovet(dat gij) roofdet
(dat zij) roven(dat zij) roofden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
roofrooft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rovend, rovende(hebben) geroofd

Vertalingen

Afrikaansbuit
Catalaansarrabassar; pillar; rapinyar; robar; saquejar
Deensplyndre
Duitsrauben; berauben; plündern
Engelsplunder; reave
Engels (Oudengels)reafian
Esperantorabi
Faeröersræna
Finsryöstää
Franspiller; ravir
Latijnharpagare
Papiamentsroba
Portugeespilhar; roubar; saltear
Russischграбить
Saterfriesberoowje; plunnerje; roowje; roowerje
Spaanspillar; robar
Tsjechischloupit
Westerlauwers Friesrôve
Zweedsroffa; råna; röva