Information about the word douwen (Dutch → Esperanto: puŝi)

Synonyms: dringen, duwen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdɑu̯ʋə(n)/
Hyphenationdou·wen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) douw(ik) douwde
(jij) douwt(jij) douwde
(hij) douwt(hij) douwde
(wij) douwen(wij) douwden
(jullie) douwen(jullie) douwden
(gij) douwt(gij) douwdet
(zij) douwen(zij) douwden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) douwe(dat ik) douwde
(dat jij) douwe(dat jij) douwde
(dat hij) douwe(dat hij) douwde
(dat wij) douwen(dat wij) douwden
(dat jullie) douwen(dat jullie) douwden
(dat gij) douwet(dat gij) douwdet
(dat zij) douwen(dat zij) douwden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
douwdouwt
Participles
Present participlePast participle
douwend, douwende(hebben) gedouwd

Translations

Catalanempènyer
Czechtlačit
Danishstøde
Englishpush; thrust
English (Old English)scufan
Esperantopuŝi
Faeroesefíra; trýsta
Finnishtyöntää
Frenchpousser
Germandringen; rücken; stoßen; treiben
Hawaiianpahu
Italianspingere
Latinpellere
Malaydorong … mendorong; desak … mendesak; dorong; mendorong; tolak
Norwegiandytte; skyve
Papiamentopusha; stot
Polishpchać
Portugueseempurrar; impelir
Romanianapăsa; împinge
Russianпихать; толкать
Saterland Frisiandrieuwe; rukje; steete; tringe
Scottish Gaelicbrùth
Spanishempujar
Srananpusu
Swedishpuffa; stöta
Thaiจิ้ม; ผลัก; ดัน
West Frisiandúste; stjitte; triuwe; kringe
Yiddishשטופּן