Informatie over het woord bark (Engels → Esperanto: boji)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bɑːk/
Afbrekingbark
Shaw‐alfabet𐑚𐑸𐑒

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) bark(I) barked
(thou) barkest(thou) barkedst
(he) barks, barketh(he) barked
(we) bark(we) barked
(you) bark(you) barked
(they) bark(they) barked
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) bark (I) barked
(thou) bark(thou) barked
(he) bark(he) barked
(we) bark(we) barked
(you) bark(you) barked
(they) bark(they) barked
Gebiedende wijs
bark
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
barkingbarked

Voorbeelden van gebruik

He ran about the room, now here, now there, barking loudly.

Vertalingen

Catalaansbordar; lladrar
Duitsbellen
Esperantoboji; hundobleki; hundbleki
Faeröersgoyggja
Finshaukkua
Fransaboyer
Hongaarsugat
Italiaansabbaiare
Maleismengongong
Nederlandsblaffen
Papiamentsgrita; ladra
Portugeeslatir
Russischбрехать; лаять
Saterfriesblafje; bliekje
Spaansladrar
Tsjechischštěkat
Westerlauwers Friesbylje; blaffe
Zweedsskälla