Informatie over het woord uitproberen (Nederlands → Esperanto: provi)

Synoniemen: aanpassen, beproeven, passen, proberen, toetsen, zien

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tprobeːrə(n)/
Afbrekinguit·pro·be·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) probeer uit(ik) probeerde uit
(jij) probeert uit(jij) probeerde uit
(hij) probeert uit(hij) probeerde uit
(wij) proberen uit(wij) probeerden uit
(jullie) proberen uit(jullie) probeerden uit
(gij) probeert uit(gij) probeerdet uit
(zij) proberen uit(zij) probeerden uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitprobere(dat ik) uitprobeerde
(dat jij) uitprobere(dat jij) uitprobeerde
(dat hij) uitprobere(dat hij) uitprobeerde
(dat wij) uitproberen(dat wij) uitprobeerden
(dat jullie) uitproberen(dat jullie) uitprobeerden
(dat gij) uitproberet(dat gij) uitprobeerdet
(dat zij) uitproberen(dat zij) uitprobeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
probeer uitprobeert uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitproberend, uitproberende(hebben) uitgeprobeerd

Vertalingen

Afrikaansprobeer
Albaneesmundohem
Catalaansassajar; provar
Deensforsøge; prøve
Duitserproben; probieren; prüfen; versuchen
Engelstest; try; try out
Esperantoprovi
Faeröersroyna
Finskoettaa
Fransessayer
Italiaansprovare
Jamaicaans Creoolschrai
Latijnattemptare
Maleiscoba … mencoba
Nederduitsproberen; uutproberen
Papiamentsintentá
Poolspróbować
Portugeesensaiar; experimentar; provar
Roemeensîncerca; testa
Saterfriesfersäike; probierje; pröiwje; wröigje
Spaansensayar; intentar; probar
Srananproberi; tréy
Swahili‐jaribu
Thaisลองชิมดู
Tsjechischochutnat; pokusit se; vyzkoušet; zkoušet; zkusit
Westerlauwers Friessjen
Zweedsbepröva; försöka; probera; prova