Informatie over het woord passen (Nederlands → Esperanto: provi)

Synoniemen: aanpassen, beproeven, proberen, toetsen, uitproberen, zien

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈpɑsə(n)/
Afbrekingpas·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) pas(ik) paste
(jij) past(jij) paste
(hij) past(hij) paste
(wij) passen(wij) pasten
(jullie) passen(jullie) pasten
(gij) past(gij) pastet
(zij) passen(zij) pasten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) passe(dat ik) paste
(dat jij) passe(dat jij) paste
(dat hij) passe(dat hij) paste
(dat wij) passen(dat wij) pasten
(dat jullie) passen(dat jullie) pasten
(dat gij) passet(dat gij) pastet
(dat zij) passen(dat zij) pasten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
paspast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
passend, passende(hebben) gepast

Vertalingen

Afrikaansprobeer
Albaneesmundohem
Catalaansassajar; provar
Deensforsøge; prøve
Duitserproben; probieren; prüfen; versuchen
Engelsassay; attempt; pilot; prove; sample; test; try; try out
Esperantoprovi
Faeröersroyna
Finskoettaa
Fransessayer
Italiaansprovare
Jamaicaans Creoolschrai
Latijnattemptare
Maleiscoba … mencoba
Nederduitsproberen; uutproberen
Papiamentsintentá
Poolspróbować
Portugeesensaiar; experimentar; provar
Roemeensîncerca; testa
Saterfriesfersäike; probierje; pröiwje; wröigje
Spaansensayar; intentar; probar
Srananproberi; tréy
Swahili‐jaribu
Thaisลองชิมดู
Tsjechischochutnat; pokusit se; vyzkoušet; zkoušet; zkusit
Westerlauwers Friessjen
Zweedsbepröva; försöka; probera; prova