Informatie over het woord rondlopen (Nederlands → Esperanto: promeni sencele)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɔntlopə(n)/
Afbrekingrond·lo·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) loop rond(ik) liep rond
(jij) loopt rond(jij) liep rond
(hij) loopt rond(hij) liep rond
(wij) lopen rond(wij) liepen rond
(jullie) lopen rond(jullie) liepen rond
(gij) loopt rond(gij) liept rond
(zij) lopen rond(zij) liepen rond
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rondlope(dat ik) rondliepe
(dat jij) rondlope(dat jij) rondliepe
(dat hij) rondlope(dat hij) rondliepe
(dat wij) rondlopen(dat wij) rondliepen
(dat jullie) rondlopen(dat jullie) rondliepen
(dat gij) rondlopet(dat gij) rondliepet
(dat zij) rondlopen(dat zij) rondliepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
loop rondloopt rond
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rondlopend, rondlopende(hebben) rondgelopen

Voorbeelden van gebruik

Jij en Merijn mogen in de Valei rondlopen als je wilt.

Vertalingen

Esperantopromeni sencele