Informatie over het woord opbrengen (Nederlands → Esperanto: produkti)

Synoniemen: afwerpen, opleveren, voortbrengen, produceren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbrɛŋə(n)/
Afbrekingop·bren·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breng op(ik) bracht op
(jij) brengt op(jij) bracht op
(hij) brengt op(hij) bracht op
(wij) brengen op(wij) brachten op
(jullie) brengen op(jullie) brachten op
(gij) brengt op(gij) bracht op
(zij) brengen op(zij) brachten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opbrenge(dat ik) opbrachte
(dat jij) opbrenge(dat jij) opbrachte
(dat hij) opbrenge(dat hij) opbrachte
(dat wij) opbrengen(dat wij) opbrachten
(dat jullie) opbrengen(dat jullie) opbrachten
(dat gij) opbrenget(dat gij) opbrachtet
(dat zij) opbrengen(dat zij) opbrachten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opbrengend, opbrengende(hebben) opgebracht

Voorbeelden van gebruik

Reith kwam naar voren met zoveel waardigheid als hij kon opbrengen.
Een sterkere had de nederigheid daartoe niet opgebracht.

Vertalingen

Afrikaansoplewer; produseer
Catalaansproduir
Deensproducere
Duitserzeugen; hervorbringen; produzieren
Engelsproduce; yield
Esperantoprodukti
Finsaikaansaada; tuottaa
Fransproduire
Italiaansprodurre
Maleismenghasilkan
Nederduitsproduceren
Papiamentsprodusí
Saterfriesdwo; fabriksierje; häärstaale; moakje; produksierje
Spaansproducir
Tsjechischprodukovat; vyrábět; vytvářet
Turksürün vermek
Westerlauwers Friesprodusearje
Zweedsalstra; producera