Informatie over het woord berijden (Nederlands → Esperanto: surveturi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈrɛi̯də(n)/, /bəˈrɛi̯jə(n)/
Afbrekingbe·rij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) berij, berijd(ik) bereed
(jij) berijdt(jij) bereed
(hij) berijdt(hij) bereed
(wij) berijden(wij) bereden
(jullie) berijden(jullie) bereden
(gij) berijdt(gij) bereedt
(zij) berijden(zij) bereden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) berijde(dat ik) berede
(dat jij) berijde(dat jij) berede
(dat hij) berijde(dat hij) berede
(dat wij) berijden(dat wij) bereden
(dat jullie) berijden(dat jullie) bereden
(dat gij) berijdet(dat gij) beredet
(dat zij) berijden(dat zij) bereden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
berij, berijdberijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
berijdend, berijdende(hebben) bereden

Voorbeelden van gebruik

Als het traject slechts in één richting bereden wordt, staan er ook maar in één richting seinen.

Vertalingen

Engelsdrive over; ride over
Esperantosurveturi