Synoniemen: belichten, overschijnen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈsxɛi̯nə(n)/ |
---|
Afbreking | be·schij·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) beschijn | (ik) bescheen |
(jij) beschijnt | (jij) bescheen |
(hij) beschijnt | (hij) bescheen |
(wij) beschijnen | (wij) beschenen |
(jullie) beschijnen | (jullie) beschenen |
(gij) beschijnt | (gij) bescheent |
(zij) beschijnen | (zij) beschenen |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) beschijne | (dat ik) beschene |
(dat jij) beschijne | (dat jij) beschene |
(dat hij) beschijne | (dat hij) beschene |
(dat wij) beschijnen | (dat wij) beschenen |
(dat jullie) beschijnen | (dat jullie) beschenen |
(dat gij) beschijnet | (dat gij) beschenet |
(dat zij) beschijnen | (dat zij) beschenen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
beschijn | beschijnt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
beschijnend, beschijnende | (hebben) beschenen |