Informatie over het woord passeren (Nederlands → Esperanto: preteriri)

Synoniemen: langsgaan, voorbijgaan, voorbijlopen, óvertrekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/pɑˈseːrə(n)/
Afbrekingpas·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) passeer(ik) passeerde
(jij) passeert(jij) passeerde
(hij) passeert(hij) passeerde
(wij) passeren(wij) passeerden
(jullie) passeren(jullie) passeerden
(gij) passeert(gij) passeerdet
(zij) passeren(zij) passeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) passere(dat ik) passeerde
(dat jij) passere(dat jij) passeerde
(dat hij) passere(dat hij) passeerde
(dat wij) passeren(dat wij) passeerden
(dat jullie) passeren(dat jullie) passeerden
(dat gij) passeret(dat gij) passeerdet
(dat zij) passeren(dat zij) passeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
passeerpasseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
passerend, passerende(zijn) gepasseerd

Voorbeelden van gebruik

Deze woorden werden opgevangen door de deurwaarder Bikkelsteen, die juist passeerde.
Lucas was opgestaan om Jef te laten passeren.
Mag ik even passeren?
Hoe denk je de schildwachten te passeren, Asterix?
Ik passeerde de vogel en stapte door.

Vertalingen

Catalaansavançar
Duitsvorbeigehen; vorübergehen; vorüberkommen
Engelspass; pass by; bypass; overtake
Esperantopreteriri
Fransdépasser; passer
Spaanspasar de largo; sobrepasar
Thaisพ้น