Informatie over het woord goochelen (Nederlands → Esperanto: prestidigiti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣoxələ(n)/
Afbrekinggooch·e·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) goochel(ik) goochelde
(jij) goochelt(jij) goochelde
(hij) goochelt(hij) goochelde
(wij) goochelen(wij) goochelden
(jullie) goochelen(jullie) goochelden
(gij) goochelt(gij) goocheldet
(zij) goochelen(zij) goochelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) goochele(dat ik) goochelde
(dat jij) goochele(dat jij) goochelde
(dat hij) goochele(dat hij) goochelde
(dat wij) goochelen(dat wij) goochelden
(dat jullie) goochelen(dat jullie) goochelden
(dat gij) goochelet(dat gij) goocheldet
(dat zij) goochelen(dat zij) goochelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
goochelgoochelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
goochelend, goochelende(hebben) gegoocheld

Vertalingen

Engelsconjure
Esperantoprestidigiti; ĵongli