Information about the word aanvatten (Dutch → Esperanto: preni)

Synonyms: nemen, oprapen, pakken, vatten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈanvɑtə(n)/
Hyphenationaan·vat·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vat aan(ik) vatte aan
(jij) vat aan(jij) vatte aan
(hij) vat aan(hij) vatte aan
(wij) vatten aan(wij) vatten aan
(jullie) vatten aan(jullie) vatten aan
(gij) vat aan(gij) vattet aan
(zij) vatten aan(zij) vatten aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanvatte(dat ik) aanvatte
(dat jij) aanvatte(dat jij) aanvatte
(dat hij) aanvatte(dat hij) aanvatte
(dat wij) aanvatten(dat wij) aanvatten
(dat jullie) aanvatten(dat jullie) aanvatten
(dat gij) aanvattet(dat gij) aanvattet
(dat zij) aanvatten(dat zij) aanvatten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vat aanvat aan
Participles
Present participlePast participle
aanvattend, aanvattende(hebben) aangevat

Translations

Afrikaansneem
Catalanagafar; prendre
Czechbráti
Danishgribe; tage; tage op
Englishlay hold of
Esperantopreni
Faeroesetaka
Finnishottaa
Frenchprendre
Germanfassen; nehmen
Greek (Old Greek)αἱρέω
Hungarianvesz
Italianacchiappare; prendere
Jamaican Patoistek
Latincapere
Low Germannömmen; neamen
Malayambil
Norwegianta
Papiamentotuma
Polishbrać; wziąć
Portuguesepegar; tirar; tomar
Romanianlua
Russianбрать; взять
Saterland Frisianfoatje; nieme; pakje
Scotstak; tae
Scottish Gaelicgabh; thoir
Spanishcoger; asir; tomar
Srananteki
Swedishfatta; ta; taga
Thaiเอา
Turkishalmak
West Frisiannimme
Yiddishנעמען