Information about the word pressen (Dutch → Esperanto: premi)

Synonyms: dringen, drukken, knellen, persen, onder druk zetten, druk uitoefenen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈprɛsə(n)/
Hyphenationpres·sen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pres(ik) preste
(jij) prest(jij) preste
(hij) prest(hij) preste
(wij) pressen(wij) presten
(jullie) pressen(jullie) presten
(gij) prest(gij) prestet
(zij) pressen(zij) presten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) presse(dat ik) preste
(dat jij) presse(dat jij) preste
(dat hij) presse(dat hij) preste
(dat wij) pressen(dat wij) presten
(dat jullie) pressen(dat jullie) presten
(dat gij) presset(dat gij) prestet
(dat zij) pressen(dat zij) presten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
presprest
Participles
Present participlePast participle
pressend, pressende(hebben) geprest

Usage samples

Ten slotte preste ik jou min of meer om een borreltje met me te gaan drinken en later om samen te dineren.

Translations

Catalancomprimir; empènyer; oprimir; pitjar; prèmer; premsar
Danishtrykke
Englishpress
Esperantopremi
Faeroesekroysta; spenna; trýsta
Finnishpuristaa
Frenchappuyer en écrasant; presser; serrer
Germanbeklemmen; drücken; bedrücken; pressen; zwängen
Hungarianfog; vesz
Italianpremere; serrare; stringere
Latinpremere
Luxemburgishdrécken
Papiamentoprimi
Polishściskać
Portugueseapertar; comprimir; espremer
Saterland Frisianbedrukke; duukje; knuuwje; präsje; taie; taierje
Scottish Gaelicteannaich
Spanishapretar; presionar
Swedishtrycka
Thaiกด
West Frisiandrukke; kringe