Informatie over het woord drukken (Nederlands → Esperanto: premi)

Synoniemen: dringen, knellen, persen, pressen, onder druk zetten, druk uitoefenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdrɵkə(n)/
Afbrekingdruk·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) druk(ik) drukte
(jij) drukt(jij) drukte
(hij) drukt(hij) drukte
(wij) drukken(wij) drukten
(jullie) drukken(jullie) drukten
(gij) drukt(gij) druktet
(zij) drukken(zij) drukten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drukke(dat ik) drukte
(dat jij) drukke(dat jij) drukte
(dat hij) drukke(dat hij) drukte
(dat wij) drukken(dat wij) drukten
(dat jullie) drukken(dat jullie) drukten
(dat gij) drukket(dat gij) druktet
(dat zij) drukken(dat zij) drukten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
drukdrukt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
drukkend, drukkende(hebben) gedrukt

Voorbeelden van gebruik

De vrouw drukte haar handen tegen haar oren.
„Ik druk deze hand graag,” zei de ridder, „en acht het een eer.”

Vertalingen

Catalaanscomprimir; empènyer; oprimir; pitjar; prèmer; premsar
Deenstrykke
Duitsbeklemmen; drücken; bedrücken; pressen; zwängen
Engelsoppress; pinch; press; squeeze
Esperantopremi
Faeröerskroysta; spenna; trýsta
Finspuristaa
Fransappuyer en écrasant; presser; serrer
Hongaarsfog; vesz
Italiaanspremere; serrare; stringere
Latijnpremere
Luxemburgsdrécken
Papiamentsprimi
Poolsściskać
Portugeesapertar; comprimir; espremer
Saterfriesbedrukke; duukje; knuuwje; präsje; taie; taierje
Schots-Gaelischteannaich
Spaansapretar; presionar
Thaisกด
Westerlauwers Friesdrukke; kringe
Zweedstrycka