Information about the word narennen (Dutch → Esperanto: postkuri)

Synonym: najagen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈnarɛnə(n)/
Hyphenationna·ren·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ren na(ik) rende na
(jij) rent na(jij) rende na
(hij) rent na(hij) rende na
(wij) rennen na(wij) renden na
(jullie) rennen na(jullie) renden na
(gij) rent na(gij) rendet na
(zij) rennen na(zij) renden na
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) narenne(dat ik) narende
(dat jij) narenne(dat jij) narende
(dat hij) narenne(dat hij) narende
(dat wij) narennen(dat wij) narenden
(dat jullie) narennen(dat jullie) narenden
(dat gij) narennet(dat gij) narendet
(dat zij) narennen(dat zij) narenden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ren narent na
Participles
Present participlePast participle
narennend, narennende(zijn) nagerend

Usage samples

Ik rende hem na.

Translations

Englishchase
Esperantopostkuri
Frenchpoursuivre
Germanhinterherlaufen; nachlaufen; nachsetzen
Polishgonić