Informatie over het woord nabrengen (Nederlands → Esperanto: postalporti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnabrɛŋə(n)/
Afbrekingna·bren·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breng na(ik) bracht na
(jij) brengt na(jij) bracht na
(hij) brengt na(hij) bracht na
(wij) brengen na(wij) brachten na
(jullie) brengen na(jullie) brachten na
(gij) brengt na(gij) bracht na
(zij) brengen na(zij) brachten na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nabrenge(dat ik) nabrachte
(dat jij) nabrenge(dat jij) nabrachte
(dat hij) nabrenge(dat hij) nabrachte
(dat wij) nabrengen(dat wij) nabrachten
(dat jullie) nabrengen(dat jullie) nabrachten
(dat gij) nabrenget(dat gij) nabrachtet
(dat zij) nabrengen(dat zij) nabrachten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
breng nabrengt na
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nabrengend, nabrengende(hebben) nagebracht

Vertalingen

Esperantopostalporti