Information about the word voeren (Dutch → Esperanto: porti)

Synonyms: dragen, voorhebben

Part of speechverb
Pronunciation/ˈvuːrə(n)/
Hyphenationvoe·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) voer(ik) voerde
(jij) voert(jij) voerde
(hij) voert(hij) voerde
(wij) voeren(wij) voerden
(jullie) voeren(jullie) voerden
(gij) voert(gij) voerdet
(zij) voeren(zij) voerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voere(dat ik) voerde
(dat jij) voere(dat jij) voerde
(dat hij) voere(dat hij) voerde
(dat wij) voeren(dat wij) voerden
(dat jullie) voeren(dat jullie) voerden
(dat gij) voeret(dat gij) voerdet
(dat zij) voeren(dat zij) voerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
voervoert
Participles
Present participlePast participle
voerend, voerende(hebben) gevoerd

Usage samples

Het bleek dat er een groot aantal vissersboten voor anker lag, die alle een klein lichtje voerden.
Een kilometer verderop staan langs de hoofdstraat van Donecʹk pantservoertuigen die de Russische vlag voeren.

Translations

Afrikaansdra
Catalandur; portar
Czechnést; nosit
Danishbære
Englishcarry; bear
English (Old English)beran; ferian
Esperantoporti
Faeroesebera
Finnishkantaa
Frenchporter
Germantragen
Hungarianvisz
Italianportare
Jamaican Patoiskyari
Latinportare; tulere; vehere
Malayangkat … mengangkat
Norwegianbære
Polishnieść; nosić
Portuguesecarregar; levar
Romanianduce
Saterland Frisiandreege
Spanishllevar
Sranantyari
Swedishbära
Thaiสวม; ใส่; แบก; พา…ไป
Turkishnakletmek; taşımak
West Frisiandrage