Informo pri la vorto áppel (nederlanda → esperanto: pomo)

Vortspecosubstantivo
Prononco/ˈɑpəl/
Dividoap·pel
Genrovira
Pluraloappels, appelen

Diminutivo
SingularoPluralo
appeltjeappeltjes

Uzekzemploj

Ik hoop dat ik de geur van appels nooit meer zal hoeven te ruiken.
Verder waren er ook een appel, een peer en een banaan.
Iemand had juist een grote schaal appels de kamer binnengebracht.
Ze stond op om hem tegemoet te gaan waarbij een aantal appelen van haar schoot naar alle richtingen wegrolden.
Tom Poes bleef verbluft staan, want tot zijn grote verbazing zag hij dat de appels die aan de takken hingen, gezichten hadden net als de aardappelen van de boer daarnet.