Informatie over het woord agent (Nederlands → Esperanto: policisto)

Synoniemen: diender, agent van politie, politieagent, politieambtenaar, politieman, smeris, rus, juut, politiebeambte

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/aˈɣɛnt/
Afbrekingagent
Geslachtmanlijk
Meervoudagenten

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
agentjeagentjes

Voorbeelden van gebruik

Doch de agenten en de koopman bekeken hem afkeurend.
„Wat is hier allemaal gebeurd?” zei de agent.
Maar de agent liet zich hierdoor niet afschrikken.
Uit voorzorg nam ik twee agenten mee, die zich voor het pension zouden opstellen.
„Leven jullie nog?” riep een van de agenten.

Vertalingen

Afrikaanspolisieman; polisiebeampte
Catalaanspolicia
Deenspolitibetjent
DuitsPolizist; Schutzmann
Engelspoliceman; cop; officer
Esperantopolicisto; policano
Faeröersløgreglumaður
Fransagent
Hongaarsrendőr
IJslandslögregluðjónn; lögreglumaður
Italiaansguardia; poliziotto
Noorspolitikonstabel
Papiamentspolis
Portugeespolícia
SaterfriesDreeguuner; Polizist; Skätter
Spaansguardia; policía
Srananskowtu
Thaisตำรวจ
Tsjechischstrážník
Welsplismon; plisman; heddwas; heddgeidwad
Westerlauwers Friespolysje; polysjeman; plysje
Zweedskonstapel; poliskonstapel