Informatie over het woord jengelen (Nederlands → Esperanto: plorplendi)

Synoniemen: dreinen, drenzen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈjɛŋələ(n)/
Afbrekingjen·ge·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jengel(ik) jengelde
(jij) jengelt(jij) jengelde
(hij) jengelt(hij) jengelde
(wij) jengelen(wij) jengelden
(jullie) jengelen(jullie) jengelden
(gij) jengelt(gij) jengeldet
(zij) jengelen(zij) jengelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) jengele(dat ik) jengelde
(dat jij) jengele(dat jij) jengelde
(dat hij) jengele(dat hij) jengelde
(dat wij) jengelen(dat wij) jengelden
(dat jullie) jengelen(dat jullie) jengelden
(dat gij) jengelet(dat gij) jengeldet
(dat zij) jengelen(dat zij) jengelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jengeljengelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
jengelend, jengelende(hebben) gejengeld

Vertalingen

Engelswhine
Esperantoplorplendi