Information about the word volschenken (Dutch → Esperanto: plenigi)

Synonyms: dempen, spekken, stoppen, vólmaken, vullen, volladen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈvɔlsxɛŋkə(n)/
Hyphenationvol·schen·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schenk vol(ik) schonk vol
(jij) schenkt vol(jij) schonk vol
(hij) schenkt vol(hij) schonk vol
(wij) schenken vol(wij) schonken vol
(jullie) schenken vol(jullie) schonken vol
(gij) schenkt vol(gij) schonkt vol
(zij) schenken vol(zij) schonken vol
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) volschenke(dat ik) volschonke
(dat jij) volschenke(dat jij) volschonke
(dat hij) volschenke(dat hij) volschonke
(dat wij) volschenken(dat wij) volschonken
(dat jullie) volschenken(dat jullie) volschonken
(dat gij) volschenket(dat gij) volschonket
(dat zij) volschenken(dat zij) volschonken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schenk volschenkt vol
Participles
Present participlePast participle
volschenkend, volschenkende(hebben) volgeschonken

Usage samples

Varmous schonk met gulle hand de wijnbekers vol en het gezelschap kwam in een feestelijke stemming.
Hij zag dat ze zijn glas opnieuw volschonk.

Translations

Esperantoplenigi