Informatie over het woord klotsen (Nederlands → Esperanto: plaŭdbrui)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈklɔtsə(n)/
Afbrekingklot·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) klots(ik) klotste
(jij) klotst(jij) klotste
(hij) klotst(hij) klotste
(wij) klotsen(wij) klotsten
(jullie) klotsen(jullie) klotsten
(gij) klotst(gij) klotstet
(zij) klotsen(zij) klotsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) klotse(dat ik) klotste
(dat jij) klotse(dat jij) klotste
(dat hij) klotse(dat hij) klotste
(dat wij) klotsen(dat wij) klotsten
(dat jullie) klotsen(dat jullie) klotsten
(dat gij) klotset(dat gij) klotstet
(dat zij) klotsen(dat zij) klotsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
klotsklotst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
klotsend, klotsende(hebben) geklotst

Vertalingen

Esperantoplaŭdbrui