Synonimen: behagen, believen, bevallen, zinnen
Wurdsoarte | tiidwurd |
---|
Utspraak | /ˈanstan/ |
---|
Ofbreking | aan·staan |
---|
Ferfoarming
Oantoanende foarm |
---|
Notiid | Doetiid |
---|
(hij) staat aan | (hij) stond aan |
(zij) staan aan | (zij) stonden aan |
Oanfoegjende foarm |
---|
Notiid | Doetiid |
---|
(dat hij) aansta | (dat hij) aanstonde |
(dat zij) aanstaan | (dat zij) aanstonden |
Mulwurden |
---|
Nomulwurd | Doemulwurd |
---|
aanstaand, aanstaande | (hebben) aangestaan |
Dat geluid staat me helemaal niet aan.
„Daar zullen we later weleens over praten”, zei Bagheera op een toon die Mowgli in het geheel niet aanstond.
„Maar het staat me niets aan, kerel,” zei Cedric, „dat ik twee uur lang iets anders heb moeten vrezen en hier over wraak op mijn buren heb gedacht voor daden die zij niet hebben begaan.”