Informatie over het woord knijpen (Nederlands → Esperanto: pinĉi)

Synoniemen: klemmen, nijpen, tokkelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɛi̯pə(n)/
Afbrekingknij·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knijp(ik) kneep
(jij) knijpt(jij) kneep
(hij) knijpt(hij) kneep
(wij) knijpen(wij) knepen
(jullie) knijpen(jullie) knepen
(gij) knijpt(gij) kneept
(zij) knijpen(zij) knepen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knijpe(dat ik) knepe
(dat jij) knijpe(dat jij) knepe
(dat hij) knijpe(dat hij) knepe
(dat wij) knijpen(dat wij) knepen
(dat jullie) knijpen(dat jullie) knepen
(dat gij) knijpet(dat gij) knepet
(dat zij) knijpen(dat zij) knepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knijpknijpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knijpend, knijpende(hebben) geknepen

Vertalingen

Catalaansescabellar plantes; pessigar; pinçar
Duitskneifen; zwicken
Engelsnip; pinch
Esperantopinĉi
Faeröersklípa
Franspincer
Papiamentskinipí
Portugeesbeliscar; pegar com pinça; tomar entre dois dedos
Saterfrieskniepe
Spaanscoger con pinzas; pellizcar; pinzar
Westerlauwers Friesknipe