Informatie over het woord klemmen (Nederlands → Esperanto: pinĉi)

Synoniemen: knijpen, nijpen, tokkelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈklɛmə(n)/
Afbrekingklem·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) klem(ik) klemde
(jij) klemt(jij) klemde
(hij) klemt(hij) klemde
(wij) klemmen(wij) klemden
(jullie) klemmen(jullie) klemden
(gij) klemt(gij) klemdet
(zij) klemmen(zij) klemden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) klemme(dat ik) klemde
(dat jij) klemme(dat jij) klemde
(dat hij) klemme(dat hij) klemde
(dat wij) klemmen(dat wij) klemden
(dat jullie) klemmen(dat jullie) klemden
(dat gij) klemmet(dat gij) klemdet
(dat zij) klemmen(dat zij) klemden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
klemklemt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
klemmend, klemmende(hebben) geklemd

Vertalingen

Catalaansescabellar plantes; pessigar; pinçar
Duitskneifen; zwicken
Engelspinch; nip
Esperantopinĉi
Faeröersklípa
Franspincer
Papiamentskinipí
Portugeesbeliscar; pegar com pinça; tomar entre dois dedos
Saterfrieskniepe
Spaanscoger con pinzas; pellizcar; pinzar
Westerlauwers Friesknipe