Informatie over het woord opdoffen (Nederlands → Esperanto: pimpigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔbdɔfə(n)/
Afbrekingop·dof·fen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) dof op(ik) dofte op
(jij) doft op(jij) dofte op
(hij) doft op(hij) dofte op
(wij) doffen op(wij) doften op
(jullie) doffen op(jullie) doften op
(gij) doft op(gij) doftet op
(zij) doffen op(zij) doften op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opdoffe(dat ik) opdofte
(dat jij) opdoffe(dat jij) opdofte
(dat hij) opdoffe(dat hij) opdofte
(dat wij) opdoffen(dat wij) opdoften
(dat jullie) opdoffen(dat jullie) opdoften
(dat gij) opdoffet(dat gij) opdoftet
(dat zij) opdoffen(dat zij) opdoften
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
dof opdoft op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opdoffend, opdoffende(hebben) opgedoft

Vertalingen

Esperantopimpigi