Informatie over het woord trappen (Nederlands → Esperanto: piedbati)

Synoniem: schoppen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtrɑpə(n)/
Afbrekingtrap·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trap(ik) trapte
(jij) trapt(jij) trapte
(hij) trapt(hij) trapte
(wij) trappen(wij) trapten
(jullie) trappen(jullie) trapten
(gij) trapt(gij) traptet
(zij) trappen(zij) trapten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) trappe(dat ik) trapte
(dat jij) trappe(dat jij) trapte
(dat hij) trappe(dat hij) trapte
(dat wij) trappen(dat wij) trapten
(dat jullie) trappen(dat jullie) trapten
(dat gij) trappet(dat gij) traptet
(dat zij) trappen(dat zij) trapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
traptrapt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
trappend, trappende(hebben) getrapt

Voorbeelden van gebruik

De mannen trapten de agenten, waarbij meerdere malen hun hoofden werden geraakt.
Had ze de deur tegen zijn gezicht getrapt?

Vertalingen

Deenssparke
Duitsstampfen; trampeln
Engelskick
Esperantopiedbati
Jamaicaans Creoolskik
Papiamentsskòp
Portugeesdar pontapé
Saterfriesstampje; stompje; trampelje
Spaansacocear
Srananskopu
Westerlauwers Friesskoppe
Zweedssparka