Informatie over het woord stoeien (Nederlands → Esperanto: petolludi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstujə(n)/
Afbrekingstoei·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stoei(ik) stoeide
(jij) stoeit(jij) stoeide
(hij) stoeit(hij) stoeide
(wij) stoeien(wij) stoeiden
(jullie) stoeien(jullie) stoeiden
(gij) stoeit(gij) stoeidet
(zij) stoeien(zij) stoeiden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stoeie(dat ik) stoeide
(dat jij) stoeie(dat jij) stoeide
(dat hij) stoeie(dat hij) stoeide
(dat wij) stoeien(dat wij) stoeiden
(dat jullie) stoeien(dat jullie) stoeiden
(dat gij) stoeiet(dat gij) stoeidet
(dat zij) stoeien(dat zij) stoeiden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stoeistoeit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stoeiend, stoeiende(hebben) gestoeid

Vertalingen

Esperantopetolludi