Informatie over het woord bidden (Nederlands → Esperanto: petegi)

Synoniemen: bezweren, smeken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɪdə(n)/
Afbrekingbid·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bid(ik) bad
(jij) bidt(jij) bad
(hij) bidt(hij) bad
(wij) bidden(wij) baden
(jullie) bidden(jullie) baden
(gij) bidt(gij) badt
(zij) bidden(zij) baden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bidde(dat ik) bade
(dat jij) bidde(dat jij) bade
(dat hij) bidde(dat hij) bade
(dat wij) bidden(dat wij) baden
(dat jullie) bidden(dat jullie) baden
(dat gij) biddet(dat gij) badet
(dat zij) bidden(dat zij) baden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bidbidt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
biddend, biddende(hebben) gebeden

Voorbeelden van gebruik

Ik bid u, barbaar, houd op met dit heilloze gepraat en buig u met passende nederigheid voor uw lot.
Geduld, wat ik je bidden mag!

Vertalingen

Afrikaanssmeek
Duitsbeschwören; flehen
Engelsbeg; implore
Esperantopetegi
Faeröersbøna
Fransimplorer; solliciter
Grieksαιτούμαι
Papiamentsroga
Poolsbłagać
Portugeesimplorar; suplicar
Saterfriesbesweere; smeeke
Westerlauwers Friesbidde