Information about the word aanpraten (Dutch → Esperanto: persvadi aĉeti)

Synonym: aansmeren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈampratə(n)/
Hyphenationaan·pra·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) praat aan(ik) praatte aan
(jij) praat aan(jij) praatte aan
(hij) praat aan(hij) praatte aan
(wij) praten aan(wij) praatten aan
(jullie) praten aan(jullie) praatten aan
(gij) praat aan(gij) praattet aan
(zij) praten aan(zij) praatten aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanprate(dat ik) aanpraatte
(dat jij) aanprate(dat jij) aanpraatte
(dat hij) aanprate(dat hij) aanpraatte
(dat wij) aanpraten(dat wij) aanpraatten
(dat jullie) aanpraten(dat jullie) aanpraatten
(dat gij) aanpratet(dat gij) aanpraattet
(dat zij) aanpraten(dat zij) aanpraatten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
praat aanpraat aan
Participles
Present participlePast participle
aanpratend, aanpratende(hebben) aangepraat

Translations

Englishpalm off on
Esperantopersvadi aĉeti
Spanishencajar