Informatie over het woord voorrijden (Nederlands → Esperanto: antaŭveturi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rij voor, rijd voor(ik) reed voor
(jij) rijdt voor(jij) reed voor
(hij) rijdt voor(hij) reed voor
(wij) rijden voor(wij) reden voor
(jullie) rijden voor(jullie) reden voor
(gij) rijdt voor(gij) reedt voor
(zij) rijden voor(zij) reden voor
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) voorrijde(dat ik) voorrede
(dat jij) voorrijde(dat jij) voorrede
(dat hij) voorrijde(dat hij) voorrede
(dat wij) voorrijden(dat wij) voorreden
(dat jullie) voorrijden(dat jullie) voorreden
(dat gij) voorrijdet(dat gij) voorredet
(dat zij) voorrijden(dat zij) voorreden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rij voor, rijd voorrijdt voor
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
voorrijdend, voorrijdende(zijn) voorgereden

Vertalingen

Esperantoantaŭveturi