Synoniemen: de dood vinden, eraan gaan, omkomen, óndergaan, sneven, te gronde gaan, vergaan, het leven laten, het leven verliezen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vəˈrɔŋɣəlɵkə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·on·ge·luk·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verongeluk | (ik) verongelukte |
(jij) verongelukt | (jij) verongelukte |
(hij) verongelukt | (hij) verongelukte |
(wij) verongelukken | (wij) verongelukten |
(jullie) verongelukken | (jullie) verongelukten |
(gij) verongelukt | (gij) verongeluktet |
(zij) verongelukken | (zij) verongelukten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verongelukke | (dat ik) verongelukte |
(dat jij) verongelukke | (dat jij) verongelukte |
(dat hij) verongelukke | (dat hij) verongelukte |
(dat wij) verongelukken | (dat wij) verongelukten |
(dat jullie) verongelukken | (dat jullie) verongelukten |
(dat gij) verongelukket | (dat gij) verongeluktet |
(dat zij) verongelukken | (dat zij) verongelukten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verongeluk | verongelukt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verongelukkend, verongelukkende | (zijn) verongelukt |
Maar zonder enig licht zouden zij weldra zijn verongelukt.
In de deelstaat Rijnland‐Palts verongelukte een 54‐jarige bestuurder.