Informatie over het woord doorstóten (Nederlands → Esperanto: penetri)

Synoniemen: binnendringen, doordríngen, dóórdringen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/dorˈstotə(n)/
Afbrekingdoor·sto·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) doorstoot(ik) doorstiet, doorstootte
(jij) doorstoot(jij) doorstiet, doorstootte
(hij) doorstoot(hij) doorstiet, doorstootte
(wij) doorstoten(wij) doorstieten, doorstootten
(jullie) doorstoten(jullie) doorstieten, doorstootten
(gij) doorstoot(gij) doorstiet, doorstoottet
(zij) doorstoten(zij) doorstieten, doorstootten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) doorstote(dat ik) doorstiete, doorstootte
(dat jij) doorstote(dat jij) doorstiete, doorstootte
(dat hij) doorstote(dat hij) doorstiete, doorstootte
(dat wij) doorstoten(dat wij) doorstieten, doorstootten
(dat jullie) doorstoten(dat jullie) doorstieten, doorstootten
(dat gij) doorstotet(dat gij) doorstietet, doorstoottet
(dat zij) doorstoten(dat zij) doorstieten, doorstootten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
doorstootdoorstoot
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
doorstotend, doorstotende(hebben) doorstoten