Information about the word uitkeren (Dutch → Esperanto: pagi)

Synonyms: betalen, dokken, storten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈœy̯̯tkeːrə(n)/
Hyphenationuit·ke·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) keer uit(ik) keerde uit
(jij) keert uit(jij) keerde uit
(hij) keert uit(hij) keerde uit
(wij) keren uit(wij) keerden uit
(jullie) keren uit(jullie) keerden uit
(gij) keert uit(gij) keerdet uit
(zij) keren uit(zij) keerden uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitkere(dat ik) uitkeerde
(dat jij) uitkere(dat jij) uitkeerde
(dat hij) uitkere(dat hij) uitkeerde
(dat wij) uitkeren(dat wij) uitkeerden
(dat jullie) uitkeren(dat jullie) uitkeerden
(dat gij) uitkeret(dat gij) uitkeerdet
(dat zij) uitkeren(dat zij) uitkeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
keer uitkeert uit
Participles
Present participlePast participle
uitkerend, uitkerende(hebben) uitgekeerd

Usage samples

Ik heb tien goudstukken bij me die koning Casmir me heeft uitgekeerd.
De Amerikaanse regering keert 144,5 miljoen dollar (ruim 132 miljoen euro) uit aan slachtoffers en hun nabestaanden van een schietpartij in de staat Texas.

Translations

Afrikaansbetaal; terugbetaal
Catalanpagar
Czechplatit; zaplatit
Danishbetale
Englishpay
Esperantopagi
Faeroesegjalda; rinda
Finnishmaksaa
Frenchpayer
Germanzahlen; abzahlen; auszahlen; bezahlen; einzahlen; entrichten
Hungarianfizet
Italianpagare
Jamaican Patoispie
Malaybayar … membayar
Norwegianbetale
Papiamentopaga
Polishpłacić
Portuguesecustear; pagar
Romanianplăti
Russianзаплатить; платить
Saterland Frisianäntgjuchte; betoalje; uutbetoalje
Scotspey
Spanishpagar
Srananpay
Swedishbetala; erlägga
Thaiจ่าย; จ่ายเงิน; เสี่ย
West Frisianbetelje