Informatie over het woord storten (Nederlands → Esperanto: pagi)

Synoniemen: betalen, dokken, uitkeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɔrtə(n)/
Afbrekingstor·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stort(ik) stortte
(jij) stort(jij) stortte
(hij) stort(hij) stortte
(wij) storten(wij) stortten
(jullie) storten(jullie) stortten
(gij) stort(gij) storttet
(zij) storten(zij) stortten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) storte(dat ik) stortte
(dat jij) storte(dat jij) stortte
(dat hij) storte(dat hij) stortte
(dat wij) storten(dat wij) stortten
(dat jullie) storten(dat jullie) stortten
(dat gij) stortet(dat gij) storttet
(dat zij) storten(dat zij) stortten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stortstort
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stortend, stortende(hebben) gestort

Vertalingen

Afrikaansbetaal; terugbetaal
Catalaanspagar
Deensbetale
Duitszahlen; abzahlen; auszahlen; bezahlen; einzahlen; entrichten
Engelspay; pay up
Esperantopagi
Faeröersgjalda; rinda
Finsmaksaa
Franspayer
Hongaarsfizet
Italiaanspagare
Jamaicaans Creoolspie
Maleisbayar … membayar
Noorsbetale
Papiamentspaga
Poolspłacić
Portugeescustear; pagar
Roemeensplăti
Russischзаплатить; платить
Saterfriesäntgjuchte; betoalje; uutbetoalje
Schotspey
Spaanspagar
Srananpay
Thaisจ่าย; จ่ายเงิน; เสี่ย
Tsjechischplatit; zaplatit
Westerlauwers Friesbetelje
Zweedsbetala; erlägga