Informatie over het woord betalen (Nederlands → Esperanto: pagi)

Synoniemen: dokken, storten, uitkeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈtalə(n)/
Afbrekingbe·ta·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) betaal(ik) betaalde
(jij) betaalt(jij) betaalde
(hij) betaalt(hij) betaalde
(wij) betalen(wij) betaalden
(jullie) betalen(jullie) betaalden
(gij) betaalt(gij) betaaldet
(zij) betalen(zij) betaalden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) betale(dat ik) betaalde
(dat jij) betale(dat jij) betaalde
(dat hij) betale(dat hij) betaalde
(dat wij) betalen(dat wij) betaalden
(dat jullie) betalen(dat jullie) betaalden
(dat gij) betalet(dat gij) betaaldet
(dat zij) betalen(dat zij) betaalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
betaalbetaalt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
betalend, betalende(hebben) betaald

Voorbeelden van gebruik

Dat betekent dat ze elk 9 euro hebben betaald.
Het zou u verbazen als u wist wat ik heb moeten betalen.

Vertalingen

Afrikaansbetaal; terugbetaal
Catalaanspagar
Deensbetale
Duitszahlen; abzahlen; auszahlen; bezahlen; einzahlen; entrichten
Engelspay; pay up
Esperantopagi
Faeröersgjalda; rinda
Finsmaksaa
Franspayer
Hongaarsfizet
Italiaanspagare
Jamaicaans Creoolspie
Maleisbayar … membayar
Noorsbetale
Papiamentspaga
Poolspłacić
Portugeescustear; pagar
Roemeensplăti
Russischзаплатить; платить
Saterfriesäntgjuchte; betoalje; uutbetoalje
Schotspey
Spaanspagar
Srananpay
Thaisจ่าย; จ่ายเงิน; เสี่ย
Tsjechischplatit; zaplatit
Westerlauwers Friesbetelje
Zweedsbetala; erlägga