Informo pri la vorto aanschieten (nederlanda → esperanto: pafvundi)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈansxitə(n)/
Dividoaan·schie·ten

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) schiet aan(ik) schoot aan
(jij) schiet aan(jij) schoot aan
(hij) schiet aan(hij) schoot aan
(wij) schieten aan(wij) schoten aan
(jullie) schieten aan(jullie) schoten aan
(gij) schiet aan(gij) schoot aan
(zij) schieten aan(zij) schoten aan
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) aanschiete(dat ik) aanschote
(dat jij) aanschiete(dat jij) aanschote
(dat hij) aanschiete(dat hij) aanschote
(dat wij) aanschieten(dat wij) aanschoten
(dat jullie) aanschieten(dat jullie) aanschoten
(dat gij) aanschietet(dat gij) aanschotet
(dat zij) aanschieten(dat zij) aanschoten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
schiet aanschiet aan
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
aanschietend, aanschietende(hebben) aangeschoten

Tradukoj

anglawing; wound
esperantopafvundi