Informatie over het woord beduiden (Nederlands → Esperanto: antaŭdiri)

Synoniemen: voorspéllen, voorzéggen, waarzeggen, profeteren, vooruitzeggen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈdœy̯də(n)/
Afbrekingbe·dui·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) beduid(ik) beduidde
(jij) beduidt(jij) beduidde
(hij) beduidt(hij) beduidde
(wij) beduiden(wij) beduidden
(jullie) beduiden(jullie) beduidden
(gij) beduidt(gij) beduiddet
(zij) beduiden(zij) beduidden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) beduide(dat ik) beduidde
(dat jij) beduide(dat jij) beduidde
(dat hij) beduide(dat hij) beduidde
(dat wij) beduiden(dat wij) beduidden
(dat jullie) beduiden(dat jullie) beduidden
(dat gij) beduidet(dat gij) beduiddet
(dat zij) beduiden(dat zij) beduidden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
beduidbeduidt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
beduidend, beduidende(hebben) beduid

Vertalingen

Afrikaansvoorspél
Catalaanspredir
Deensforudsige
Duitsvorhersagen; vornweg sagen; voraussagen
Engelsforecast; foretell; prophesy; predict; augur; divine
Esperantoantaŭdiri; profeti
Fransprédire
Italiaanspredire
Portugeesagourar; predizer; profetizar
Spaansadivinar; predecir; profetizar; vaticinar
Westerlauwers Friesfoarsizze
Zweedsvarsla