Synoniemen: bevelen, bevel geven, gebieden, gelasten, sommeren, voorschrijven, verordonneren, ordonneren
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verorden | (ik) verordend |
(jij) verordent | (jij) verordend |
(hij) verordent | (hij) verordend |
(wij) verordenen | (wij) verordenden |
(jullie) verordenen | (jullie) verordenden |
(gij) verordent | (gij) verordendt |
(zij) verordenen | (zij) verordenden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verordene | (dat ik) verordende |
(dat jij) verordene | (dat jij) verordende |
(dat hij) verordene | (dat hij) verordende |
(dat wij) verordenen | (dat wij) verordenden |
(dat jullie) verordenen | (dat jullie) verordenden |
(dat gij) verordenet | (dat gij) verordendet |
(dat zij) verordenen | (dat zij) verordenden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verorden | verordent |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verordenend, verordenende | (hebben) verordend |