Informatie over het woord regelen (Nederlands → Esperanto: ordigi)

Synoniemen: beredderen, opredderen, opruimen, redderen, ruimen, schikken, terechtbrengen, sorteren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈreɡələ(n)/
Afbrekingre·ge·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) regel(ik) regelde
(jij) regelt(jij) regelde
(hij) regelt(hij) regelde
(wij) regelen(wij) regelden
(jullie) regelen(jullie) regelden
(gij) regelt(gij) regeldet
(zij) regelen(zij) regelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) regele(dat ik) regelde
(dat jij) regele(dat jij) regelde
(dat hij) regele(dat hij) regelde
(dat wij) regelen(dat wij) regelden
(dat jullie) regelen(dat jullie) regelden
(dat gij) regelet(dat gij) regeldet
(dat zij) regelen(dat zij) regelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
regelregelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
regelend, regelende(hebben) geregeld

Vertalingen

Deensindrette; rede; rydde op
Engelsarrange; order
Esperantoordigi; ordi
Faeröersskipa fyri; stíla fyri
Fransordonner; ranger; régler
IJslandsinnrétta
Noorsinnrede
Poolsporządkować
Portugeesarranjar; arrumar; ordenar
Roemeensaranja; ordona
Spaansarreglar
Zweedsinreda