Synoniemen: achten, dunken, menen, van mening zijn, vinden, de mening toegedaan zijn
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɣəˈlovə(n)/ |
---|
Afbreking | ge·lo·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) geloof | (ik) geloofde |
(jij) gelooft | (jij) geloofde |
(hij) gelooft | (hij) geloofde |
(wij) geloven | (wij) geloofden |
(jullie) geloven | (jullie) geloofden |
(gij) gelooft | (gij) geloofdet |
(zij) geloven | (zij) geloofden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) gelove | (dat ik) geloofde |
(dat jij) gelove | (dat jij) geloofde |
(dat hij) gelove | (dat hij) geloofde |
(dat wij) geloven | (dat wij) geloofden |
(dat jullie) geloven | (dat jullie) geloofden |
(dat gij) gelovet | (dat gij) geloofdet |
(dat zij) geloven | (dat zij) geloofden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
gelovend, gelovende | (hebben) geloofd |
Maar je gelooft niet dat hij de dokter vergiftigd heeft, wel?
„Ik geloof het wel,” antwoordde Heurtaux, „en als ik me niet vergis is dit exemplaar een van de grootste die we ooit buitgemaakt hebben.”
Ik geloof dat ik doodga.
Ik geloof dat u het niet goed begrijpt.