Synoniemen: dunken, geloven, menen, van mening zijn, vinden, de mening toegedaan zijn
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɑxtə(n)/ |
---|
Afbreking | ach·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) acht | (ik) achtte |
(jij) acht | (jij) achtte |
(hij) acht | (hij) achtte |
(wij) achten | (wij) achtten |
(jullie) achten | (jullie) achtten |
(gij) acht | (gij) achttet |
(zij) achten | (zij) achtten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) achte | (dat ik) achtte |
(dat jij) achte | (dat jij) achtte |
(dat hij) achte | (dat hij) achtte |
(dat wij) achten | (dat wij) achtten |
(dat jullie) achten | (dat jullie) achtten |
(dat gij) achtet | (dat gij) achttet |
(dat zij) achten | (dat zij) achtten |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
achtend, achtende | (hebben) geacht |
In mijn wereld acht men mij geleerd.
Ik acht het dwaas om doelloos door de nacht te vliegen.
Wij vertelden zoveel als wij nodig achtten en verzwegen ook de ontmoeting met de Comanches niet.
Hij achtte het blijkbaar ongepast ook deze uitnodiging af te wijzen.