Synoniemen: onaneren, zich aftrekken, rukken
Woordsoort | wederkerend werkwoord |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ruk mij af | (ik) rukte mij af |
(jij) rukt je af | (jij) rukte je af |
(hij) rukt zich af | (hij) rukte zich af |
(wij) rukken ons af | (wij) rukten ons af |
(jullie) rukken ons af | (jullie) rukten ons af |
(gij) rukt u af | (gij) ruktet u af |
(zij) rukken zich af | (zij) rukten zich af |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) mij afrukke | (dat ik) mij afrukte |
(dat jij) je afrukke | (dat jij) je afrukte |
(dat hij) zich afrukke | (dat hij) zich afrukte |
(dat wij) ons afrukken | (dat wij) ons afrukten |
(dat jullie) ons afrukken | (dat jullie) ons afrukten |
(dat gij) u afrukket | (dat gij) u afruktet |
(dat zij) zich afrukken | (dat zij) zich afrukten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ruk je af | rukt je af |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
zich afrukkend, zich afrukkende | (hebben) zich afgerukt |