Synoniemen: beleggen, houden, uitschrijven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /təˈʋeɣbrɛŋə(n)/ |
---|
Afbreking | te·weeg·bren·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) teweegbreng | (ik) teweegbracht |
(jij) teweegbrengt | (jij) teweegbracht |
(hij) teweegbrengt | (hij) teweegbracht |
(wij) teweegbrengen | (wij) teweegbrachten |
(jullie) teweegbrengen | (jullie) teweegbrachten |
(gij) teweegbrengt | (gij) teweegbracht |
(zij) teweegbrengen | (zij) teweegbrachten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) teweegbrenge | (dat ik) teweegbrachte |
(dat jij) teweegbrenge | (dat jij) teweegbrachte |
(dat hij) teweegbrenge | (dat hij) teweegbrachte |
(dat wij) teweegbrengen | (dat wij) teweegbrachten |
(dat jullie) teweegbrengen | (dat jullie) teweegbrachten |
(dat gij) teweegbrenget | (dat gij) teweegbrachtet |
(dat zij) teweegbrengen | (dat zij) teweegbrachten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
breng teweeg | brengt teweeg |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
teweegbrengend, teweegbrengende | (hebben) teweeggebracht |