Informasie oor die woord afgelasten (Nederlands → Esperanto: nuligi)

Sinonieme: afzeggen, annuleren, opzeggen, terugnemen, afblazen, terugdraaien

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfxəlɑstə(n)/
Afbrekingaf·ge·las·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) gelast af(ik) gelastte af
(jij) gelast af(jij) gelastte af
(hij) gelast af(hij) gelastte af
(wij) gelasten af(wij) gelastten af
(jullie) gelasten af(jullie) gelastten af
(gij) gelast af(gij) gelasttet af
(zij) gelasten af(zij) gelastten af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) afgelaste(dat ik) afgelastte
(dat jij) afgelaste(dat jij) afgelastte
(dat hij) afgelaste(dat hij) afgelastte
(dat wij) afgelasten(dat wij) afgelastten
(dat jullie) afgelasten(dat jullie) afgelastten
(dat gij) afgelastet(dat gij) afgelasttet
(dat zij) afgelasten(dat zij) afgelastten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
gelast afgelast af
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afgelastend, afgelastende(hebben) afgelast

Voorbeelde van gebruik

Het weer dwong de organisatie van een grote vuurwerkshow in Scheveningen het evenement aanstaande zondag af te gelasten.

Vertalinge

Afrikaanskanselleer
Albaniesabrogoj
Deensaflyse; sende afbud
Duitsannullieren; für null und nichtig erklären; kassieren; absagen
Engelscancel
Esperantonuligi
Faroëesgera til einkis; taka aftur
Fransabroger; annuler; supprimer
Hongaarsmegsemmisít
Italiaansannullare
Maleisbatalkan; membatalkan
Papiamentsanulá; kanselá
Portugeesanular; declarar sem efeito; revogar
Roemeensabroga; anula
Saterfriesannullierje; kassierje
Spaansanular; contramandar
Sweedsarbeställa
Turksfeshetmek; iptal etmek
Wes‐Friesannulearje; ôfsizze; skrasse