Synonyms: aantekenen, noteren, te boek stellen, optekenen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈɔpsxrɛi̯və(n)/ |
---|
Hyphenation | op·schrij·ven |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) schrijf op | (ik) schreef op |
(jij) schrijft op | (jij) schreef op |
(hij) schrijft op | (hij) schreef op |
(wij) schrijven op | (wij) schreven op |
(jullie) schrijven op | (jullie) schreven op |
(gij) schrijft op | (gij) schreeft op |
(zij) schrijven op | (zij) schreven op |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) opschrijve | (dat ik) opschreve |
(dat jij) opschrijve | (dat jij) opschreve |
(dat hij) opschrijve | (dat hij) opschreve |
(dat wij) opschrijven | (dat wij) opschreven |
(dat jullie) opschrijven | (dat jullie) opschreven |
(dat gij) opschrijvet | (dat gij) opschrevet |
(dat zij) opschrijven | (dat zij) opschreven |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
schrijf op | schrijft op |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
opschrijvend, opschrijvende | (hebben) opgeschreven |
En wat je te zeggen hebt, zullen we netjes opschrijven, zodat we het later tegen je kunnen gebruiken.